• Column
  • 16-11-2017

Alleenstaanden in het verre verleden

Over de oudste holbewoners kunnen we kort zijn: wie daar alleen zou willen wonen, zou het niet lang gemaakt hebben met alle hongerige wilde dieren die er vrij rondliepen. Men leefde in (uitgebreid) familieverband waar iedereen een functie had en met alles meedeed. Pas toen een paar onderling verwante stammen besloten zich permanent in de vruchtbare dalen van het Midden Oosten te vestigen, ontstond de gezinsstructuur. Er werd immers bezit gevormd en (via huwelijken) uitgebreid dat aan wettige erfgenamen moest worden overgedragen – alle reden dus om vrouwen binnenshuis te houden. Huwelijken waren economische verbintenissen, door gezinshoofden gearrangeerd. Elke man had recht op vier vrouwen, dus bleven er logisch gesproken alleenstaande mannen over; die bleken nuttig voor de onderlinge oorlogen die bezitsverhoudingen nu eenmaal met zich meebrengen. Kanonnenvoer, zegt men ook wel – alle menselijke samenlevingen kregen er sindsdien mee te maken.

Toch waren er in diezelfde tijd ook culturen waar het heel anders ging: de zeevolkeren in het oostelijk Middellandse zeegebied konden onmogelijk leven van de schrale grond en kozen voor zeevaart en handel. In plaats van bezit droegen deze Grieken en Feniciërs kennis (routes, weersvoorspelling, afstandsberekening, etc.) aan volgende generaties over, waarop die verder bouwden via wis- en natuurkunde. Het waren vrije mannen en vrouwen die zich niets lieten voorschrijven door een heerser, en zo zagen zij ook hun godenwereld: vrolijke types, man en vrouw gelijk, met af en toe onderlinge conflicten, maar altijd bereid om de mensheid bij te staan. Omdat mannen lang van huis waren, werden vrouwen zelfstandig en niemand had problemen met wie liever alleen wilde wonen. Bekend is het verhaal van de oude wijsgeer Demosthenes die in een (grote) ton woonde en bezoek kreeg van Alexander de Grote, die hem vroeg wat hij wenste; ach, zei de wijsgeer: ga alsjeblieft uit mijn zon, dat is alles wat ik wil.

De Romeinen namen later die Griekse cultuur over, totdat het christendom vanuit het oude Midden Oosten de vrolijke godenwereld verving door heiligen, martelaren en vooral veel ge- en verboden. In het zweet des aanschijns moest het brood verdiend worden en armoede dwong de boerenbevolking weer ouderwets in familieverband te leven. Alléén leven mocht uitsluitend in heilige zin, in een klooster op een hard bed, in een steenkoude ruimte en uiteraard zonder seks – maar dan wachtte op het eind als beloning de kans op heiligverklaring; waren ook de grote heiligen immers niet allemaal op een vreselijke manier aan hun eind gekomen?

Aan die donkere middeleeuwen kwam pas na bijna duizend jaar een eind – alweer door toegenomen handel via de oude Italiaanse havens. Daarmee kwam ook de oude wijsheid uit het oude Griekenland weer tevoorschijn – eeuwen lang door de kerk als ‘heidens’ verboden. Alle geleerden vielen er als hongerige wolven op aan, zo genoeg hadden ze van de oude heilige schriften. Ze nodigden zelfs andersdenkenden uit om hun ideeën toe te lichten. Het werd een ware literaire en artistieke explosie die we kennen als Renaissance of wedergeboorte, d.w.z. van de klassieke oudheid. Kunstenaars mochten de paleizen van de nieuwe rijken versieren – ook de paus liet zich uitbundig gaan in feesten en luxe. Alleenstaanden hoefden niet meer opgeborgen te worden in sombere kloosters; vrouwen konden zelf hun brood verdienen als borduurster in de nieuwe stedelijke ateliers waar vanwege die nieuwe luxe altijd werk was. Toch bleef de kerk afwijzend waar het de bestudering van de natuur en het heelal betrof uit angst voor algehele afbraak van de kerkelijke waarheden.

Ondanks die tegenwerking werden de ontdekkingen van deze geleerden keerpunten voor de volgzame mensheid: er ging letterlijk ‘een kogel door de kerk’. Hierna lag de westerse wereld open voor het tijdperk van de Verlichting met eerherstel voor de individuele mens – hoe die ook wilde leven. Dat was de theorie, maar helaas zijn tradities altijd sterker dan ideeën; de nieuw opgekomen politieke partijen vielen bijna automatisch in de vanouds bekende groef van gezin met kostwinner. Er blijkt strijd nodig om het individu uit die groef te bevrijden en regelgeving daar beter op af te stemmen. Gezien bovenstaand tijdsoverzicht van duizenden jaren kan dat nog wel een tijdje duren – wie daar niet op wil wachten, zou de toekomstige verkiezingsprogramma’s op dat punt kritisch moeten bekijken alvorens een vakje aan te kruisen. In aller belang.

 

DEEL DIT BERICHT